Hoe zat het ook weer met Oekraïne, de Europese Unie, het verdrag tussen die twee en dat vermaledijde referendum daarover? Mijn analyse uit maart 2016 in vijf delen. Vandaag deel 4: De rancuneuze Russische ziel.
Alom klinkt in deze woelige dagen waarin de aanslagen in Brussel zelfs het Oekraïnereferendum in de marge van het nieuws drukken de roep om meer bevoegdheden voor politie en veiligheidsdiensten, om meer repressie en het opgeven van burgerlijke vrijheden. Die verschrikte daadkracht in het belang van de veiligheid is begrijpelijk maar niet verstandig. Beter is het om even wat afstand te nemen, en een breder, minder door emoties verblind perspectief te kiezen. Dan zien we dat, hoe afschuwelijk ook, het nou ook weer niet zó bijzonder is wat het terroristengebroed de laatste tijd allemaal aanricht. In de afgelopen twee decennia, om precies te zijn van begin 1995 tot eind 2015, vielen er inclusief “Parijs” in West-Europa door terreur gemiddeld zo’n veertig doden per jaar. In de periode van 1972 tot en met 1992 waren dat er jaarlijks bijna 250, meer dan zes keer zo veel – de Huffington Post rekende het onlangs keurig uit. En zeg eens eerlijk, wat weet u nog van een grote klapper als “Bologna”? Waar ligt Lockerbie ook weer precies, en hoeveel doden vielen daar in welk jaar? En waar ging dat allemaal over? Ook terroristenroem is vergankelijk en de wereld is niet zo gauw “voorgoed veranderd.”
Onwil en territoriumdrift
Ook met de ingrijpende extra bevoegdheden waartoe naast vele anderen de kersverse korpschef van de nationale politie Erik Akerboom opriep, kunnen we maar beter héél terughoudend zijn. Politie en veiligheidsdiensten willen nu eenmaal altijd meer bevoegdheden, dat zit in hun aard. Maar al sinds Mohammed Bouyeri in 2004 waren bijna alle moslimterroristen die in Europa toesloegen al geruime tijd daarvoor bekend bij de opsporingsinstanties, die ze toch hadden laten lopen of weer uit het oog verloren waren. De diensten hebben de benodigde informatie dus allang, er wordt alleen niet goed mee omgegaan. Of niet altijd tenminste, want niemand weet hoeveel aanslagen wellicht door goed inlichtingen- en opsporingswerk zijn voorkomen of mislukt. Veel van wat er bij de opsporing misgaat, zeker internationaal, ligt aan onwil en territoriumdrift, veel ook aan slechte organisatie, gebrekkige communicatie en slordigheid. Dat zijn stuk voor stuk dingen waaraan verdergaande bevoegdheden niets kunnen veranderen. Dus laten we het hoofd koel houden en onze open en tolerante samenleving intact. Want die samenleving is juist de inzet van de hele kwestie, een groot deel van de wereld is er niet voor niets jaloers op. En zoals Benjamin Franklin zei: wie fundamentele vrijheden opoffert voor wat tijdelijke veiligheid, verdient vrijheden noch veiligheid.
Als de grote politieke problemen van dit moment – behalve de terreur van het moslimextremisme ook het vluchtelingenprobleem en de verslechterende verhouding tussen “oost” en “west” – één ding duidelijk maken, is het wel dit: In het grote raam der dingen speelt het nationale domein geen enkele rol meer. Neem nu die aanslagen van vorige week in Brussel en die in Parijs van november 2015. Die hadden nauwelijks iets te maken met België of Frankrijk als naties. Goed, Frankrijk blaast in elk geval nog een prominente partij mee bij de bestrijding van moslimextremisme in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Daar zijn die extremisten natuurlijk niet blij mee. Maar België? Dat stelt in dat verband toch nauwelijks iets voor, het is hooguit guilty by association, als onderdeel van de westerse wereld. Nee, Parijs werd niet doelwit van aanslagen omdat het Frankrijk symboliseert, maar als zinnebeeld van het wufte Westen. Brussel was van de week de klos omdat het gewoon thuis om de hoek was, en ook als symbool van zowel de Europese Unie als de NAVO. Maar niet als symbool van België.
Dat ene eilandje
Voor het vluchtelingenprobleem geldt iets dergelijks. Mensen willen in groten getale naar “Europa”, wat voorstelbaar is, want daar is het in hun optiek rijk en rustig. Maar waarheen precies, is vers twee. Ieder heeft zijn eigen al dan niet kloppende wensdroom, zijn eigen fata morgana. Stromen mensen trekken de wereld over, en als ze eenmaal bij Wuustwezel staan, houdt niemand ze meer tegen. Het is een zaak die de macht en kracht van individuele landen verre te boven gaat, geen land dat er in zijn eentje en op eigen gezag veel aan kan veranderen. Ook niet door romantisch “de grenzen te sluiten”, al was het maar omdat echt dichte grenzen, voor zover ze bestaan of bestonden, ofwel helemaal niet werken, of voornamelijk geschikt zijn gebleken om het volk binnen te houden. Moderne wereldpolitiek speelt zich bijna in zijn geheel af op supranationale schaal, alleen de allergrootste landen – Amerika, China en Rusland – kunnen nog enigszins naar eigen goeddunken handelen. (Ach, nou vergeet ik zowaar bijna dat ene eilandje dat dapper stand houdt, de nostalgische Britten, die in elk geval denken het allemaal wel in “splendid isolation” af te kunnen, alsof koningin Victoria nog met haar Royal Navy de golven regeert).
Pokeren om de macht
Het associatieverdrag met Oekraïne past in die ontwikkeling. Niet voor niks is het een verdrag met heel de Europese Unie en geen bilateraaltje met Den Haag of Berlijn. Het is een direct uitvloeisel van de herschikking van het machtsevenwicht na de ineenstorting van het Sovjetimperium. Daarbij kwam Oekraïne na de bijna unaniem gedragen onafhankelijkwording van 1991 als vanzelf op de wip te zitten tussen twee grootmachten: de Russische Federatie aan de ene kant en de Europese Unie aan de andere.
Even leek het in die tijd alsof de geopolitiek had afgedaan, het pokeren om de macht met invloedssferen, bondgenootschappen en vazalstaten. Het waren de jaren waarin Francis Fukuyama verkondigde dat de wereld voortaan voor altijd liberaal-kapitalistisch zou zijn, waarin het leek of Rusland zélf van achter het IJzeren Gordijn ontsnapt was en zich eindelijk bij de gezellige gemeenschap van westerse naties voegde – wat natuurlijk niet zo was, maar dat merkten we pas later – en waarin hier en daar zelfs stemmen opgingen om Rusland zowel in de Europese Unie als in de NAVO op te nemen. Ondertussen was de harde werkelijkheid dat de meerderheid van de voormalige Oost-Europese Sovjetrepublieken inclusief de Oekraïne zo gauw mogelijk zo veel mogelijk afstand wilden nemen van hun voormalige overheerser. Zo prettig waren hun ervaringen met en herinneringen aan “Moskou” immers niet.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Die afkeer is er nog steeds, ook al schermen een land als Hongarije als het zo uitkomt tegenwoordig af en toe met het intensiveren van z’n betrekkingen met Moskou. En de geopolitiek is weer helemaal terug van nooit echt weggeweest. Misschien heeft Europa de terugkeer ervan juist bevorderd door wel heel gretig in het gat te springen dat de overleden Sovjetunie had laten vallen. In razend tempo werd het hele lint van staten dat de westelijke stootrand van het Sovjetrijk had gevormd, van Estland tot Bulgarije, lid gemaakt van de Europese Unie. Tijdens de wilde Jeltsin-jaren was dat niet zo’n punt, Rusland was vooral met zichzelf bezig – het proletariaat met overleven en de nieuwe elite met het verzamelen van macht en wanstaltige fortuinen. Pas toen er na flink wat onderlinge vechtpartijen (met slachtoffers als Sobtsjak en Chodorkovski) weer wat tekening kwam in de nieuwe machtsverhoudingen in het land, keek Rusland weer eens over de eigen grenzen heen. Inmiddels was er een nieuwe sterke man opgestaan, de oud-KGB’er Vladimir Poetin. Eenmaal in het Kremlin bleek hij de wereld te bezien door de bril van de klassieke Russische achterdocht, die voor een belangrijk deel voortvloeit uit de geografische ligging van het land.
Onherbergzaam en onmetelijk ver weg
Rusland is de omvangrijkste natie ter wereld, maar het land was altijd voor een groot deel nauwelijks exploiteerbaar. Dus hoe “groot” het nou echt was, bleef altijd wat vaag. Dat veranderde pas kort geleden, door het gas. Bovendien ligt Rusland op een lastige manier geïsoleerd van de rest van de wereld. Het ligt ingeklemd tussen poolijs in het noorden en ongenaakbare bergketens in het zuiden. De oostkust is onherbergzaam en onmetelijk ver weg van het hartland, en in het westen belemmert de concurrentie de toegang tot de wereldzeeën. Nog altijd bezit Rusland behalve in Sebastopol op de Krim nergens een permanent ijsvrije haven. Dat was een belangrijke reden waarom Rusland geen vrede kon hebben met de Krim als onderdeel van een niet erg Russisch-gezinde, onafhankelijke Oekraïne. En dan nog, vanuit Sebastopol is de open oceaan alleen te bereiken via eerst de Turkse Bosporus, en daarna nog het Suezkanaal of de Straat van Gibraltar. Rusland is, kortom, voor zijn reilen en zeilen als grootmacht afhankelijk van de goede wil van heel wat andere landen, maar dat geldt niet andersom.
Het is een oude frustratie van de Russen, de eeuwig knagende vraag of ze ook al vanwege die eenzijdige afhankelijkheid wel écht meetellen op het wereldtoneel. Dat is zeker voor Poetin een enorm punt, de man die president werd van een land dat de risée van de internationale politiek geworden was. Een gevallen grootmacht waar mensen in kabuiskool werden uitbetaald en waar nauwelijks nog staatsgezag bestond. Een meelijwekkende reus op lemen voeten met een hopeloos verouderde industrie, zinkende atoomonderzeeërs en een wegroestend, gedemoraliseerd leger. Poetins vaste voornemen was en is om dat land zijn rechtmatige plaats tussen de grootmachten terug te geven – met hemzelf aan het hoofd. Vandaar ook zijn latere uitspraak dat de ontmanteling van de Sovjetunie de grootste vergissing – of ramp, net wat je wilt – in de geschiedenis was.
Propagandatrollen
Voornamelijk dankzij het gas is de Russische wederopstanding gedeeltelijk gelukt. Rusland staat er economisch veel beter voor dan twintig jaar geleden. Maar de economie ervan blijft, net als die van Saoedi-Arabië, een parasitaire, die drijft op het opgebruiken van bodemschatten, waarvan de prijs ook nog eens dramatisch gezakt is. Daarom moet de grootheid van Rusland ook op andere wijze onderstreept worden, bijvoorbeeld door je flink te laten gelden bij je onmiddellijke buren, zoals een hoogwaardigheidsbekleder altijd een hele hofhouding van jaknikkers achter zich aan heeft lopen.
Dat is hoe Rusland tegen de Oekraïne aankijkt. Het is de voornaamste reden waarom het niet wil dat Oekraïne zich met het westen encanailleert, bijvoorbeeld door het associatieverdrag. Hoe zwaar dat in Moskou weegt, is goed te zien op een medium als Twitter. Wie er een beetje op let, ziet hele stoeten al dan niet gecamoufleerde Russische propagandatrollen voorbijkomen, waarbij men er niet voor terugschrikt zelfs de tragedie met de MH17 even schaamteloos als grof te exploiteren.
Onzekere zielen
Sommigen in Nederland bepleiten daarom dat Europa Poetin de Oekraïne toewerpt als pleister op de wonde van de Russische achterdocht en de frustratie van het land over de teloorgang van het imperium. Maar er zijn veel redenen om dat niet te doen.
De eerste, meest cynische reden is dat achterdocht niet geneest, hoe vaak je de achterdochtige ook tegemoetkomt. Een kenmerk van achterdocht is immers dat ook achter elke tegemoetkoming iets gezocht wordt, zodat ter geruststelling telkens nieuwe tegemoetkomingen geëist worden. Dat komt doordat achterdocht het symptoom is van een diep gebrek aan zelfrespect en zielenrust, een minderwaardigheidscomplex dat niet van buitenaf kan worden gerepareerd. Achterdocht is een verslaving. Vergelijk het met de Marokkaanse straatschendertjes die elk dag opnieuw van iedereen “respect” lopen te eisen, zonder daar ooit beter van in hun vel te komen zitten. Of met de onzekere zielen die levenslang gebukt gaan onder het gevoel altijd tekort te schieten – u kent er zelf vast wel één. Ook dat is van buitenaf met waardering noch welgemeende goede woorden te verhelpen.
Corruptie en rechteloosheid
Met een opofferen van de Oekraïne aan de Russische ziel is daarom niemand gediend, Rusland niet omdat het niet helpt, Oekraïne niet omdat het land het niet wil en ook Europa (en daarmee wijzelf) niet. Misschien had het voor wat Europa betreft nog gekund als we Oekraïne van meet af aan in zijn sop hadden laten gaarkoken. Maar as is verbrande turf. Leuk of niet, eens of niet eens, de werkelijkheid is dat er een compleet en uitonderhandeld verdrag ligt. Niemand trapt in formalistische uitvluchten als “ja maar het is nog niet door alle staten geratificeerd.” De intenties zijn uitgesproken en dat is hoe de rest van de wereld het ziet. Als het alsnog herroepen zou moeten worden, is dat een heel verkeerd signaal aan de prestigegedreven president van de Russische Federatie – en aan die rest van de wereld: met Europa kun je sollen.
Er zijn nog meer praktische redenen om Oekraïne niet aan Rusland te laten. Als dat gebeurt, staat wel vast dat er onder de dwingende invloed van het behoorlijk maffiose, op corruptie, intimidatie en manipulatie steunende regime in Moskou, in Oekraïne niets ten goede zal veranderen. De corruptie en rechteloosheid waar hier zo over geklaagd wordt, zal eerder nog toenemen. Maar landen waar corruptie en onvrijheid heersen, of dat nu van binnenuit is of door druk vanuit een buurland, zijn per definitie onstabiel en een bron van onrust en strijd – zie hoe het nu in de oostelijke grensstreek van Oekraïne toegaat. Voor Poetin is dat geen probleem. Onrust en wanorde voorkomen juist dat de vazalstaat eensgezind een eigen koers kan gaan uitzetten. Het biedt hem bovendien een mooie kans om er zo nu en dan eens corrigerend met de knuppel rond te gaan om te laten zien wie de baas is – feitelijk dezelfde strategie die hij onlangs met veel succes toepaste in Syrië.
Goedbetaalde burgermannen
Voor Europa daarentegen zijn dat soort buren de pest. Je kunt er slecht zaken mee doen, je krijgt geduvel met vluchtende dissidenten en zo, en ze zijn gevaarlijk. Een intern conflict kan uit de hand lopen of overslaan, en onstabiele landen bieden een goede biotoop voor allerlei ongevoeg, bijvoorbeeld terroristenclubs. Dat is precies, beweren sommigen, waarom “wij” in Europa zo ver mogelijk bij Oekraïne vandaan moeten blijven. Maar dat is te simpel, want door zelf geen invloed uit te willen oefenen verlies je alle greep op de ontwikkelingen daar. Zo maak je het gevaar dus zeker niet kleiner, eerder nog groter en in elk geval onberekenbaar. Beter is het om juist stevige banden aan te gaan. Handel en geld leveren invloed op – invloed heeft gewoon een prijs. Het maakt daarbij maar weinig uit of de bazen corrupt zijn, want ook corrupte bazen weten heel goed aan welke kant hun boterham besmeerd wordt.
Natuurlijk zijn er wel grenzen aan zulke vormen van toenadering, steun en samenwerking. Een EU-lidmaatschap zit er voor Oekraïne echt niet in, ook niet op langere termijn. Dat is ook niet uit het verdrag af te lezen, hoe hard sommigen ook beweren van wel. Staar je in vredesnaam niet blind op de brooddronken Don Quichotterie van de Europarlementariërs Verhofstadt en Van Baalen op de Maidan in Kiev twee jaar geleden, twee brave, goedbetaalde burgermannen die plotseling revolutionairtje mochten spelen en de avond van hun leven beleefden.
Ongelooflijk bevoorrecht
Daarnaast is er voor Europa natuurlijk het eenvoudige handelsbelang. Dat is op dit moment niet heel groot, maar wel reëel en kan aanmerkelijk groeien. Het is in niemands belang om handel met en particuliere investeringen in Oekraïne meer te bemoeilijken dan strikt noodzakelijk is.
Ten slotte staat Europa natuurlijk ook nog voor een aantal verhevener verworvenheden en beginselen. En terecht, want het Europese samenwerkings- en integratieproject dat eind jaren veertig begon met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft om te beginnen nu al zeventig jaar van interne vrede gebracht. Wij vinden dat zeer ten onrechte doodgewoon, want in werkelijkheid zijn we daarmee ongelooflijk bevoorrecht en verwend. Nooit eerder in de geschiedenis is het in de gemeenschap verenigde deel van het continent zo lang verschoond gebleven van onderlinge moordpartijen, rampzalige verwoesting, hongersnood, plundering, enorme aantallen verscheurde gezinnen, eindeloze aantallen door de oorlog verminkte mensen en stromen ontheemden. Nu komen vluchtelingen van duizenden kilometers ver weg, vroeger kwamen ze uit je buurland of was je het zelf. Denk daarbij na voor je op Europa kankert.
In het kielzog van die stabiliteit bracht de Gemeenschap ongekende welvaart. Wie dat niet gelooft, moet maar eens goed kijken naar wat foto’s van straatbeelden en interieurs uit pakweg 1960 uit eigen land en andere Europese landen. Wat een armoe vergeleken met nu! Wat een kommervolle leefomstandigheden!
Democratisch gehalte
Wie roept dat die welvaart niet dankzij, maar ondanks de EU ontstond, moet dat eerst maar eens zien te bewijzen. Feit is dat met de Gemeenschap die welvaart kwam. Feit is ook dat het elk land dat toetrad, daarna aanzienlijk beter vergaan is. En wie als tegenbewijs wil aanvoeren dat Noorwegen het buiten de gemeenschap ook prima doet, moet zich wel realiseren wat de reden was dat de Noorse regering destijds besloot om geen lid van de Europese Gemeenschap te worden: men was als de dood dat bij vrij verkeer van goederen en personen de halve bevolking het toen doodarme, perspectiefloze fjordenland zou ontvluchten. Wat op dat moment niemand kon bevroeden, was dat olie en gas onder de oceaan binnen een paar jaar alles op zijn kop zouden zetten en Noorwegen schatrijk zouden maken.
Maar Europa bracht meer dan vrede en welvaart alleen. Het heeft ook het democratisch gehalte van de lidstaten en hun buren aanzienlijk verhoogd. Het is nauwelijks meer voorstelbaar dat Portugal, Spanje en Griekenland nog maar een jaar of veertig geleden keiharde, moorddadige dictaturen waren. Toch was dat zo. Zeker Spanje is na een gruwelijke burgeroorlog gevolgd door ruim 35 jaar van dictatuur, isolement en verpaupering wonderbaarlijk snel in een moderne, behoorlijk stabiele democratie veranderd. Het is zeker geen ideaal land, maar toch was dat een fenomenale tour de force, waar tientallen miljoenen Spanjaarden de vruchten van plukten.
In Portugal en zelfs in Griekenland is in dat opzicht eveneens veel verbeterd, en de Oost-Europese nieuwkomers mogen dan nog lang geen geen modeldemocratieën zijn, het zijn ook allang geen autoritaire Sovjetrepublieken meer. Het Europese project heeft, met al zijn feilen en klunzigheden, onmiskenbaar een beschavende werking op zijn omgeving. Ook dat is een groot goed dat wij Europeanen zorgvuldig behoren te koesteren, in plaats van ons mokkend als verwende kinderen in onderling gekrakeel binnen de eigen grenzen terug te trekken.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op ThePostOnline in maart 2016, in de aanloop naar het referendum
← deel 3: het belang van Nederland | deel 5: hoe we allemaal belazerd werden → |
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Je kunt me ook met een vast per bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.