Ondanks de ketelmuziek van alle sceptici en het getwijfel daaromheen leeft de Europese Unie als nooit tevoren – zelfs de premier ziet zich om Europa tot een kooigevecht gedwongen. Dat voorspelde ik zeven jaar geleden al in het onderstaande artikel, dat nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.
“Het gaat uitstekend” heette in 1986 Pieter Lakemans schandschrift over zwendel en wanbeleid in het bedrijfsleven. Die cynische titel zou volgens de doemdenkers nu even goed op Europa kunnen slaan, waar parmantige politici onze toekomst verkwanselen omwille van persoonlijke ambitie en kinnesinne. Maar dat is schijn. Het gaat in werkelijkheid echt uitstekend, zonder ironie.
Allereerst is Europa niet de bron van de huidige narigheid. Dat waren de roekeloze praktijken die vanaf 1980 bon ton werden in de Anglo-Amerikaanse zakenwereld, te beginnen met de junkbonds. Toentertijd verhief de ideologische en zakelijke entourage van Ronald Reagan en Margaret Thatcher winstmaximalisatie en het aandeelhoudersbelang tot god, een jaloerse god die geen andere waarden tolereerde. De korte termijn van de speculant werd de maat der dingen, gesymboliseerd in zakentycoon Gordon Gekko’s motto “greed is good” in de film Wall Street uit 1987.
Baksteenbubble
De onverantwoorde krediet- en beloningspraktijken die wat later ook hier enthousiast ingang vonden, verbleken bij wat in Engeland en Amerika de norm werd. Nog likken we de wonden die we opliepen in de omgang met de Royal Bank of Scotland en Lehman Brothers, om nog maar te zwijgen van de decennialang wanprestaties van kredietbeoordelaars als Standard & Poor’s.
Natuurlijk zijn bij de invoering van de euro en daarna fouten gemaakt. Griekenland was een risico, maar het land buitensluiten was ook riskant. Natuurlijk hebben de Grieken de boel beduveld, is Italië onder Berlusconi uitgewoond en bouwden de Spanjaarden een bizarre baksteenbubble. Maar de voornaamste reden daarvan is niet de euro maar het kortzichtig graaien en foezelen dat in het bedrijfsleven endemisch is, onder jarenlang wegkijken, wit pleisteren en toedekken door bestuurders en toezichthouders.
Toen het Gekko-virus ook Europa infecteerde, werden die al door Lakeman gehekelde praktijken veel erger. Praktijken waar men eerder niet openlijk mee geassocieerd wilde worden, werden ineens nastrevenswaardig. Samen met de dankzij de stabiliteit van ecu en euro sterk gedaalde rente werkte dat als fosfaat op een boerensloot: het systeem ging aan hypertrofie ten onder, totdat alleen algen nog tussen de zieltogende vis floreerden in het zuurstofloze, dode water. Die vissen zijn wij, spartelend in een verstikkende plas overkreditering.
Soros’ speculatie
Zonder EU en euro was hetzelfde gebeurd, tenzij de benodigde brandstof – lees rijkdom – er dan niet geweest was. In dat geval is de crisis een ongeluk bij het geluk dat Europa en euro heet. En stel je eens voor wat het greed-is-good-kapitalisme zonder euro en Unie zou hebben aangericht. Hoe de ene na de andere natie kapot gespeculeerd zou zijn, leeggetrokken en zieltogend achtergelaten – in 1992 gaf speculant George Soros Engeland daar al een voorproefje van. Het zou heel Europa uiteindelijk zijn vergaan als PCM en Organon: opgekocht, uitgekleed en afgedankt.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Europese integratie is dus van levensbelang en heeft de euro alleen al nodig omdat die naar buiten toe de Unie smoel geeft, al oogt dat smoel nu even niet zo fraai. Verder is grote voorzichtigheid geboden, want de Unie is een experiment zonder weerga. Maarten van Rossem mag dan brommen dat de EU “natuurlijk als de donder een gewone federatieve staat moet worden, net als de Verenigde Staten”, maar dat is in zijn eigen woorden lulkoek voor de Bühne.
De Amerikaanse eenwording was de vrucht van het verlangen naar zelfbeschikking en onafhankelijkheid van Engeland, het stamland van de meeste kolonisten, en tegelijk wapen in het conflict met het koloniale moederland: samen sterk. De Europese eenwording begon daarentegen op basis van de dat-nooit-meer-gedachte, het uitbannen van onderlinge conflicten.
Herendemocratie
Het betrof in Amerika bovendien dertien agrarische koloniën zonder eigen geschiedenis en met voor zover ze ertoe deed een etnisch, cultureel en religieus behoorlijk homogene bevolking: een club blanke West-Europeanen, gedomineerd door rijke grondbezitters en plantage-eigenaren. In totaal ging het om evenveel mensen als er nu in de provincie Utrecht wonen. Ze wilden vooral hun zaakjes onderling regelen, zonder inmenging van buitenaf (er was aanvankelijk zelfs geen buitenlandse politiek voorzien) en zonder last van het binnenlands gepeupel. Hen bond een eensgezind verlangen naar een isolationistische herendemocratie.
In Europa heeft elke snipper grond een bloeddoordrenkte geschiedenis van minstens duizend jaar, het gebied zit vol oeroude, diepgewortelde mores en tradities en door conflicten en perioden van overheersing diep verankerde (voor-)oordelen over de buren, de andere Europeanen. Elk land is in eigen ogen het allerbeste. “Wij” willen niet ruilen met de Belgen, die gruwen van Italiaanse toestanden, terwijl Italianen met afgunstig dedain naar de Tedeschi kijken, de Duitsers die Griekenland als een naar retsina riekend pretpark beschouwen, maar nergens de indruk mogen wekken dat ze “hier” de baas zijn, en zo voort.
Hele grote broek
Europeanen vrezen niet een ver moederland, maar elkaars opdringerige attenties. Europa is met al zijn feilen ook veel democratischer dan het oude Amerika was. Er is een goede informatievoorziening en algemeen kiesrecht, en op supranationaal niveau wordt bijna alles beslist op basis van consensus – principieel prachtig, maar praktisch gesproken een crime.
Kort samengevat: Europeanen zijn het met elkaar voornamelijk óneens. Tel daarbij een paar jonkies als Slowakije op die een wel hele grote broek aantrekken en een tegenstribbelend Groot-Brittannië, en je hebt een heksenbrouwsel dat je vooral niet moet invriezen in een slordig gekopieerde federatieve mal. Dan ontploft de boel gegarandeerd.
Behalve Amerika zijn er maar twee geslaagde federaties op de wereld: Duitsland en Zwitserland – onze oude Republiek is te lang geleden overleden om relevant te zijn, de Russische federatie te onpeilbaar. Maar ook daaraan hebben we weinig. Duitsland deed vijf eeuwen over zijn eenwording en stortte in de tachtig jaar daarna de wereld twee keer in het verderf – dat is waarom de Länder van de huidige Bondsrepubliek zo’n sterke positie hebben dat ze niet alleen de centrale staat in toom houden, maar soms zelfs het Europese integratieproces frustreren. Het Zwitserse federalisme is zo’n apart en vooral kleinschalig geval dat Europa er met zijn vierhonderd miljoen inwoners weinig van kan leren.
Size matters
Want size matters in organisaties, dat leert het bedrijfsleven. Naarmate organisaties groeien worden ze minder flexibel en daalt de motivatie van de betrokkenen, om van de kansen voor interne democratie en medezeggenschap maar te zwijgen. Zo bezien werken de Europese natiestaten nog fantastisch goed. Velen zetten zich daarbinnen actief in voor de samenleving als kiezer en belastingbetaler, maar ook als bestuurder of vrijwilliger. De staten maken meestal nog winst ook en zelfs Griekenland is tot nu toe economisch, bestuurlijk en politiek niet werkelijk ingestort. Zet dat tegenover wat goedlopende bedrijven bij fusies vaak overkomt. Binnen de kortste keren stroomt het bloed onder de deuren door. Wantrouwen zet de toon, verraad en achterklap zijn de muziek. Acht van de tien fusies mislukken dan ook. Ook daarom laten we het geforceerd opleggen van een federatieve structuur aan Europa maar beter uit ons hoofd.
Bij gebrek aan een voorbeeld moet integratie dus wel op de tast: hier iets proberen, daar een initiatiefje nemen dat hopelijk niet meteen wordt afgeschoten of weggelachen. En veel praten, eindeloos praten. Zo gaat het al zestig jaar, en het was de succesvolste Echternachprocessie aller tijden. Zo moet het ook verder gaan, snuffelend en proevend op zoek naar nieuwe, eigen vormen voor de Europese samenleving en de positie daarvan op het wereldtoneel.
Vliegende storm
Tegelijkertijd zit de Unie ineens in een vliegende storm op wereldschaal, waarbij liefst alle hens gedisciplineerd aan dek moet als op een windjammer bij Kaap Hoorn. Maar Europa is een nog maar halfgeknoopt houtvlot, dus is het pompen geblazen, hozen met emmers, kopjes, bekers, desnoods met je pet. Niet mooi allemaal, en vaak te weinig en te laat, maar er is geen alternatief en die storm gaat wel weer liggen. Dat vlot drijft dan ook nog wel, een continent gaat zomaar niet ten onder.
Natuurlijk was het fraaier geweest als de Unie meteen een majestueus gebaar had gemaakt, bijvoorbeeld door vierkant voor Griekenland te gaan staan onder het motto: blijf met je rotpoten van onze rotgrieken af – om ze daarna in het zicht van die vermaledijde “financiële markten” een ongenadige draai om hun oren te geven en corruptie en cliëntelisme in het land krachtdadig uit te roeien. Maar zoals Elsschot zei: “tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren.” – die man had visie. Dus doen de Europese leiders wat ze kunnen en moeten doen: roeien met de riemen die je hebt. Eerst de storm door, de opgelopen averij repareren we later wel. Alleen David Cameron begreep dat niet, de eenentwintigste-eeuwse Boadicea die zich als zetbaas profileerde van de Londense City die very much part of the problem is. Dat is waarom iedereen hem op de eurotop van december 2011 pardoes liet vallen.
Zelfs de crisis zelf is een blessing in disguise, want het ging al veel te lang veel te gemakkelijk zo goed, dat het integratieproject zijn urgentie verloor. Europa bloeide, de welvaart steeg, half Oost-Europa werd na 1989 zonder al te veel moeite geabsorbeerd en Schengen vergemakkelijkte het leven. Tot slot kwam de euro, die weliswaar meteen een duizelingwekkende duikvlucht inzette ten opzichte van de dollar, maar net op tijd opveerde om hoger te stijgen dan ooit gedacht, jarenlang ver boven de Amerikaanse adelaar cirkelend op de thermiek van de economische groei. Europa was een doorslaand succes.
Glazenwassersnorm
Tegelijk raakte het verband tussen Europa als project en al dat moois uit beeld, het leek allemaal wel vanzelf te gaan. “Brussel” ontwikkelde, misschien bij gebrek aan belangwekkender bezigheden, een bedillerige regeldrift die het maatschappelijk draagvlak aanvrat. De gedachte vatte post dat Europa alleen maar geld kostte en iedereen dwarszat. Europa stond nog slechts voor de lompe, niet altijd zinvolle aanbestedingsplicht, voor de omstreden privatisering van nutsbedrijven, de glazenwassersnorm en het voorschrijven van de kromming van de banaan en de omvang van de gehaktbal. De Unie werd het speelterrein van niet helemaal zuivere politieke figuren als Edith Cresson en van mensen als Gerrit Zalm, de man die als “el duro” weliswaar degelijkheid voorwendde, maar schaterlachend op drijfzand gebouwde akkoorden sloot en nooit het gevaar van overkreditering heeft willen onderkennen.
In 2005 was het wantrouwen zo groot geworden dat Fransen en Nederland per referendum heel hard “nee” riepen tegen hoe er met hen werd omgesprongen – elders kreeg de bevolking daar de kans niet eens toe. Een dieptepunt, Europa was ernstig aan lager wal geraakt.
Zo bezien kwamen de crises van de laatste jaren als geroepen. Het gevoel van urgentie is volop terug, bijna iedereen beseft weer welke belangen op het spel staan, men is betrokkener en kritischer dan ooit, én bereid heilige huisjes op losse schroeven te zetten. Dat geeft hoop dat straks het gevoel zal overheersen er samen goed doorheen gekomen te zijn, waardoor de Unie sterker en dieper wordt. Kortom: het gaat uitstekend met Europa.
(Dit artikel verscheen eerder in 2012 in Hollands Maandblad )
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Je kunt me ook met een vast per bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.