“Vrijhandel en globalisering zijn scheldwoorden geworden. Grenzen en luiken dicht”, kopte de voorpagina van de Volkskrant op vrijdag 21 oktober, uren voordat de Canadese Minister van Handel Christa Freeland verbijsterd en met lege handen uit Brussel vertrok: die fucking peasants uit Wallonië weigerden even halsstarrig als het befaamde kleine Gallische dorpje om te buigen voor de machtige stormloop van het moderne Rome, het multinationale bedrijfsleven.
Daar kunnen we natuurlijk over gniffelen, over die keuterboertjes uit de Ardennen, die de kosmopolitische elite van EU en Canada met hun CETA-samenzwering wel eens een gemeen poepje zouden laten ruiken. We kunnen ook verongelijkt en boos worden over die achtergebleven provincialen die uit kortzichtig eigenbelang de economische groei in een groot deel van de Westerse wereld in gevaar brengen, zoals de meeste regeringen en het multinationale bedrijfsleven doen. En we kunnen er net als de Volkskrant de xenofobe hand in zien van de irrationele, anti-modernistische reactie tegen het neoliberale, multiculturele monster. Maar we zouden ook eens kunnen kijken of die Walen niet gewoon een te billijken punt hebben.
Graswoestijnen
Wat de Walen in eerste instantie motiveert, is vrees voor het lot van de eigen boerenstand. Waalse boeren zijn veelal kleine boeren die nu al moeilijk het hoofd boven water kunnen houden. Zij zien aankomen wat in Nederland al sinds de jaren dertig van de twintigste eeuw aan de gang is: een van buitenaf aangedreven race naar de bodem waarbij steeds minder boeren op steeds grotere bedrijven op een steeds onpersoonlijker manier met steeds grotere schulden steeds hetzelfde nauwelijks toereikende inkomen bijeensprokkelen, eeuwig balancerend op de rand van het faillissement. Dat zal ook in Wallonië niet alleen uitdraaien op de uitroeiing van een oude, trotse en respectabele beroepsgroep, die bovendien van groot belang is voor de sociale cohesie op het platteland. Het zal er ook de industriële monotonie met zich meebrengen van het moderne boerengrootbedrijf, met alle daarmee gepaard gaande verarming van het landschap, de flora en de fauna. De even gladgestreken en rechtgetrokken als lege graswoestijnen van Nederland, waar de verplichte ruilverkaveling van de jaren zestig tot de jaren negentig huishield ter wille van ongebreidelde schaalvergroting, zijn het afschrikwekkend voorbeeld. In datzelfde Nederland worden nu tegen enorme kosten en veel nieuw leed van mensen die huis en haard moeten opgeven, gebieden “aan de natuur teruggegeven”, om tenminste iets van het zo lichtzinnig verkwanselde landschappelijk evenwicht te herstellen.
Melkquota
Het is natuurlijk niet zo dat er in de landbouw niet gemoderniseerd mag worden. Ten behoeve van boer, consument en dierenwelzijn moet dat juist wel. Het punt is dat uit honderd jaar krachtdadig Nederlands overheidsbeleid overduidelijk is gebleken dat rationalisatie door botte schaalvergroting geen effectieve manier is om de landbouwsector gezond en stabiel te maken. De leefomstandigheden van boerderijdieren zijn niet of nauwelijks verbeterd en in veel gevallen zelfs enorm achteruit gekacheld (al is er de laatste jaren wel meer aandacht voor), de boer verdient onder de streep nog altijd het zout in de pap niet en de markten zijn nog steeds zo instabiel, dat ze ondanks de inzet van gigantische Europese subsidies en een oerwoud aan beleidsmaatregelen nauwelijks te beheersen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de tsunami van (voorzienbare) economische en sociale ellende die het loslaten van de melkquota in Nederland in 2015 teweeg heeft gebracht.
Wie goed kijkt, ziet dat de werkelijkheid vrijwel het spiegelbeeld is van wat ons, burgers van Europa, zo door de bank genomen wordt voorgehouden. Juist die rare Walen bezien het CETA-verdrag met een klassiek liberale, onsentimentele blik. Vertaald in eigentijds jargon luidt hun opstelling eenvoudig: what’s in it for us? En volgens hen is het antwoord: niet veel goeds, dus zijn ze met het volste recht tegen.
Dat is rationaliteit pur sang, Wallonië is geen liefdadige instelling, of in elk geval wil het zelf bepalen voor wie en in hoeverre het zich opoffert. Het zijn juist de andere partijen, de krachten die zichzelf als de motor van de vooruitgang beschouwen, die zich bezondigen aan emotiegestuurd magisch denken.
Magisch denken
Een goed voorbeeld is de Europese president Donald Tusk. Hij vreest dat het “nee” van de Walen de geloofwaardigheid van Europa in de wereld zal aantasten. Dat doet het natuurlijk inderdaad, maar toch is Tusks redenering onzin. Het is juist de Europese politiek en ambtenarij die zich door dit échec niet in staat of van zins betoont om de belangen van de Europeanen te behartigen, hun raison d’être. Het heeft weinig zin om kikkers te verwijten dat ze uit de kruiwagen springen. Je voorkomt dat alleen door de omstandigheden in de kruiwagen zo goed te maken dat geen kikker de kont tegen de krib gooit. Anders gezegd: je moet het eens worden met de Walen en de hele rest van de reutemeteut voordat je met een Christa Freeland de koffer in probeert te duiken. Dat is een hoop werk, maar daar heb je nu eenmaal voor getekend.
In plaats daarvan horen we nu van alle kanten dat er in politieke en ambtelijke kring zo lang en zo hard aan het akkoord gewerkt is, dat niemand meer mag tegenstribbelen. Dat is echt het toppunt van lui en kwalijk magisch denken. Erger nog: het is precies het type ouderwets autoritair gedachtengoed waar de achttiende-eeuwse Verlichting tegen in opstand kwam. En laat díe Verlichting nu juist de grote motor geweest zijn achter de ongeëvenaarde economische groei en de al even indrukwekkende toename van welzijn, rijkdom, geluk en gezondheid in de Westerse Wereld, en achter de individuele vrijheid en de gelijkberechtiging van alle burgers.