Artikelen

Van al die “informatie” over inenten raken mensen gevaarlijk in de war

Er klinken verontrustende geluiden over een van de belangrijkste pijlers van de volksgezondheid: het Rijksvaccinatieprogramma, dat er sinds 1957 voor zorgt dat onze kinderen immuun zijn voor inmiddels 12 levensbedreigende infectieziektes. Voor het eerst dreigt hier en daar het percentage deelnemende kinderen onder de negentig te zakken, waardoor een reële kans op uitbraken ontstaat. Immers, alleen als binnen een gemeenschap bijna iedereen immuun is voor een ziekte, lukt het de veroorzaker ervan niet om door dat cordon van immuniteit heen de bevattelijke enkeling te bereiken. Het is die kuddeïmmuniteit waarop bezwaarden als antroposofen en sommige orthodox protestante groepen prettig meeliften.

Kinderverlamming

Dankzij massale inenting is het aantal kinderen dat doodgaat aan difterie, kinkhoest en tetanus sinds 1957 van bijna 350 per jaar blijvend teruggebracht tot praktisch nul. Polio, met zijn naargeestige verlammingen en misvormingen, is helemaal uitgebannen, terwijl de ziekte toch veel voorkwam. Iedereen van boven de zestig herinnert zich nog wel een geval van “kinderverlamming”, maar jongeren hebben geen weet meer van wat polio in iemands leven kan aanrichten. Het jaarlijkse aantal dodelijke slachtoffers van mazelen, een ziekte die rond 1900 nog zo’n 2500 levens per jaar eiste, was toen je je kinderen er in 1976 voor het eerst tegen kon laten inenten al heel ver teruggelopen. Dat was waarschijnlijk te danken aan de enorme verbetering van de algemene gezondheidstoestand van Nederlanders in de twintigste eeuw. Toch ging er destijds elk jaar nog wel een handvol kinderen aan dood en waren er geregeld forse uitschieters, met bijvoorbeeld bijna 200 doden in zowel 1951 als 1953, 42 in 1958 en 30 in 1964. In de veertig jaar sinds de vaccinatie ertegen begon, zijn in totaal maar zes mensen meer aan mazelen overleden, steeds leden van een niet-ingeënte groep.

Ook op wereldschaal heeft massavaccinatie een eind gemaakt aan ongelooflijk veel ellende. Pokken, een van de ergste gesels van de mensheid, is er zelfs compleet mee uitgeroeid. Dat lijkt nu ook te gaan lukken met polio – als tenminste de Taliban geen roet in het eten blijven gooien. Polio heerst bijna alleen nog in Pakistan en Afghanistan, waar de Taliban ijverig de mythe verspreiden dat het vaccinatieprogramma van de WHO in werkelijkheid een westers complot is om moslimkinderen onvruchtbaar te maken. En de Taliban spreken voor veel mensen daar uit naam van God, die worden geloofd.

Hoogopgeleid en vrijgevochten

Zoiets kan bij ons niet gebeuren, zou je denken, want wij zijn aan de middeleeuwen ontsnapt. Wij zijn hoogopgeleid, vrijgevochten en verschaffen onszelf alle informatie die we nodig hebben. Toch ziet het RIVM hier in Nederland de weerstand tegen inenting groeien, ook en misschien wel juist in enclaves van goedgebekte, niet-godsdienstige hoogopgeleiden als Amsterdam-Zuid, en juist dankzij al die informatie die hun ter beschikking staat.

Over de inenting tegen het baarmoederhalskanker veroorzakende papillomavirus die zijn twaalfjarige dochter was aangeboden, vertelde een 50-jarige ondernemer aan Het Parool: “Voordat ik de inenting goedkeur, wil ik bewijzen hebben dat het veilig, werkzaam en noodzakelijk is. Ik wil harde wetenschap zien.” Dat klinkt redelijk, maar hoe dacht de man die “harde wetenschap” te kunnen beoordelen? Je kunt tegenwoordig via het gewone internet zelf bijna “alles” vinden, en als dat niet genoeg is, kun je via Google Scholar zelfs de diepste krochten van de wetenschap verkennen, maar word je daar als leek werkelijk wijzer van?  Kun je van al die soms uiterst technische informatie in je eentje ook chocola maken? Kun je zomaar serieus werk van geklungel onderscheiden? Hoe herken je bedrog?

Hersenbeschadiging

Huismoeder Mara van 34 uit Amsterdam-Zuid verklaarde in diezelfde krant dat ze haar kinderen van 5 en 2 met opzet niet liet inenten: “De overheid laat zich leiden door eenzijdige informatie van onderzoeken die van de farmaceutische industrie komen. Die bedrijven spelen in op de angst van ouders, want ze zijn gebaat bij hoge medicijnverkoop. Tegenstanders worden neergezet als een stelletje gekken, maar veel kinderen worden beschadigd door vaccins. Die kunnen tot hersenbeschadiging leiden, zelfs tot de dood.” Dit is een staaltje paranoïde complotdenken van het kaliber joods-plutocratische wereldsamenzwering: Mara is er heilig van overtuigd dat de hele wereld van wetenschap en techniek, inclusief het hele RIVM, er in het geniep op uit is om voor vuig gewin haar kinderen te verminken en zelfs te vermoorden. Wat die lui ook beweren, vindt Mara, je kunt er maar beter niets van geloven want ze spelen allemaal toch onder één hoedje. Maar waarom gelooft ze degenen die haar dat hebben wijsgemaakt dan zomaar wél? Hebben die betere papieren, mooiere blauwe ogen? Kortom, hoe weet Mara wat haar informatie werkelijk waard is?

Claude Shannon, de vader van de moderne informatietheorie, definieerde informatie simpelweg als elke verstoring van de natuurlijke achtergrondruis. Informatie is elk patroon dat we opmerken in de chaotische stroom van indrukken die we ervaren, als een zwakke zender die ineens doorkomt op een op niks afgestemde radio. Maar of zo’n patroon ook iets inhoudt, dat ontdek je pas door het te interpreteren. Ook kamelen die je ontwaart op het plafond en gezichten in het behang zijn informatie, maar als je ze wat grondiger beschouwt, zie je dat ze niks betekenen. Zo is het altijd: alleen door zorgvuldige, kritische interpretatie kun je uit informatie kennis destilleren waar je op kunt bouwen.

Gedachtenpolitie

Tot ver in de Middeleeuwen, toen nog bijna niemand kon lezen of schrijven en er nauwelijks boeken bestonden, was iedereen voor zijn kennis afhankelijk van wat een gesloten groep van zelfbenoemde autoriteiten – priesters, theologen en filosofen – beweerde, gewoonlijk uit naam van God. Rond 1500 sloegen de boekdrukkunst en mannen als Maarten Luther in Noordwest-Europa een flinke bres in de macht van die autoritaire gedachtenpolitie: voortaan lazen we zelf wel in de Bijbel wat God met ons en de wereld voorhad. Met de Verlichting in de achttiende eeuw was het de beurt aan de Bijbel om zijn vanzelfsprekende autoriteit te verliezen: mensen geloofden God niet meer op zijn woord, maar gingen zelf onderzoeken hoe de wereld in elkaar zat en daarover vertellen. Dat proces van emancipatie culmineerde in de Franse Revolutie, toen de citoyen, de burger, kortstondig zelf de maat aller dingen werd.

De Verlichting was het tijdperk van de oprechte amateurs, waarin men nog dacht dat je alle kennis van de wereld in één encyclopedie, de Encyclopédie des sciences, arts et métiers van de Franse denkers Diderot en d’ Alembert, kon samenbrengen, en dat iedere belangstellende zelf overal kennis van kon nemen en zich rechtstreeks over alles een oordeel kon vormen. Maar er bleek zo verschrikkelijk veel informatie te zijn, en er kwam elke dag zo veel bij, dat al gauw alleen specialisten nog op hun eigen, steeds kleiner wordende deelterreintje precies wisten hoe het zat. Nu dik twee eeuwen na de Encyclopédie bijna alle bestaande informatie voor iedereen met een paar muisklikken toegankelijk is, is dat nog veel sterker het geval.

Dat is de paradox van de democratisering van informatie: nu we eindelijk zonder tussenkomst van autoriteiten toegang hebben tot bijna alle informatie, verzuipen we erin. Onze behoefte aan redacteuren, journalisten en wetenschappers die de wereld voor ons ordenen, duiden en inzichtelijk maken is groter dan ooit. We zijn veroordeeld tot vertrouwen op deskundigen, ook als het gaat om het inenten van onze kinderen. De vooruitgang is dat wij, anders dan de middeleeuwers, die deskundigen kunnen bevragen en kritisch beoordelen. Wie zich aan paranoia en complotdenken bezondigt, ruilt blind vertrouwen in voor blind wantrouwen en gooit daarmee die winst weg. Geloof me, de meeste mensen zijn best van goede wil, en een complot van meer dan een handvol mensen is nooit een lang leven beschoren.