Artikelen

Terechte, maar verkeerde Ig Nobelprijs voor gebakken lucht

Dat Alfred Nobel uiteindelijk een typisch negentiende-eeuwse, niet al te fijnbesnaarde of intellectuele Noorse dynamietfabrikant was, kun je goed zien aan de prijzen die hij bij zijn dood liet instellen. De drie hoofdprijzen waren stuk voor stuk voor zo’n stoeremannenvak dat in de ijzeren eeuw tot grote bloei gekomen was: scheikunde, natuurkunde en de studie van het menselijk lichaam, waaronder begrepen de geneeskunde. Voor de culturele chic deed Nobel er nog een literatuurprijs bij en voor de maatschappelijke jeu een prijs voor de vrede, en dat was het dan. In 1969 nam de wereld van het grote geld wraak voor het feit dat Nobel háár niet had zien staan, door de nieuwe Prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economie van de toevoeging “ter nagedachtenis aan Alfred Nobel” – geeneens een Zweed – te voorzien, zodat die prijs als vanzelf ook een “Nobelprijs” werd.

Wippen in een steriele buis

Waar noch Nobel, noch de bankenwereld oog voor had, was het gapende gat in het tableau: waar waren de biologie, de wiskunde en wat tegenwoordig de geesteswetenschappen heet: de psychologie, de sociologie en aanverwanten, en de taalkunde? Goed, toen Nobel in 1896 overleed, was de psychologie als echt vak nog maar een eendagskuiken, om van de sociale vakken maar niet te spreken, maar de wiskunde, de biologie en de taalkunde werden toen toch al eeuwenlang op hoog niveau bedreven. Een omissie, zou je zeggen, die wel zou worden rechtgezet. Maar ook nu, meer dan honderd jaar later, houdt het Nobelcomité onverminderd halsstarrig vast aan Nobels beperkte negentiende-eeuwse blik op de wetenschap en de wereld.

Daar hebben de mensen achter de Ig Nobelprijzen, die afgelopen week op Harvard werden uitgereikt minder last vast. De Ig Nobel prijzen, die sinds 1991 bestaan en waarvan je volgens Nature “kunt zeggen dat ze het hoogtepunt van de wetenschappelijke agenda zijn”, worden toegekend voor onderzoekingen waar je eerst eigenlijk alleen maar om moet lachen, maar je toch aan het denken zetten. Pek van Andel uit Groningen kreeg er bijvoorbeeld één in 2000 voor unieke PET-scan opnamen van de coitus, (dat valt niet mee hoor, een potje wippen in zo’n nauwe steriele buis) waaruit bleek dat de penis zich binnen het vrouwenlichaam heel anders gedraagt dan altijd gedacht was. In beginsel volgen de Ig Nobelprijzen wel de categorieën van de Nobelprijzen, maar als het uitkomt wordt er ook zomaar één uitgereikt voor biologie, psychologie of, in zoals in 2013 gebeurde, voor kansberekening.

Huh?

Maar taalkunde? Dat lijkt dan toch weer een brug te ver. Zo kregen de Nederlandse taalkundige Mark Dingemanse en zijn makkers in 2015 de Ig Nobelprijs voor Literatuur voor hun ontdekking dat de uitdrukking “huh?” in nagenoeg alle talen op de wereld gebezigd lijkt te worden. Het lijkt verbazend, maar het was nog nooit eerder gelukt om het bestaan van zulke universele uitdrukkingen aan te tonen. Maar met literatuur heeft het natuurlijk niets te maken. Dit is taalkunde.

Nog gekker is het gesteld met de prijs die afgelopen week werd uitgereikt aan een team onder aanvoering van de Amerikaanse cognitief psycholoog Gordon Pennycook. Zij kregen de Ig Nobelprijs voor de Vrede voor hun onderzoek naar de bevattelijkheid van mensen voor bullshit, waaronder zij quasi diepzinnige uitspraken verstaan, die als je twee keer kijkt niets betekenen. Het soort gebakken lucht waar bijvoorbeeld zelfhulp- en voedingsgoeroes in grossieren. Een mooi voorbeeld is deze van de wereldwijd in zweefkringen zeer gewaardeerde Deepak Chopra: “Attention and intention are the mechanics of manifestation.” Wie denkt dat daar iets staat, moet maar eens proberen om Chopraks woorden in goed Nederlands te vertalen. Maar wat je ook kunt vinden van de wat teleurstellende uitkomst van Pennycooks onderzoek, namelijk dat mensen met een specifieke neiging bezitten om bedrieglijke vaagheid op te merken (en dat is iets anders dan algemeen scepticisme) zulke bullshit gauwer herkennen, terwijl goedgelovige types er altijd weer intrappen en achteraan hollen, met Vrede heeft het niets te maken. Wel met taalkunde en taalpsychologie.

Schroom

Dat neemt niet weg dat het een uitgelezen onderzoek is voor een Ig Nobelprijs, want achter de ogenschijnlijk koddige niemendallerigheid ervan gaat een bloedserieus probleem schuil. Gebakken lucht is een machtig en veelgebruikt wapen in vergaderzalen. Ook u heeft daar wel eens gezeten en gedacht dat u de enige was die niet precies wist wat er met de noodzaak van “compliance met SA-levels” of andere (vaak Engelse, let daar op!) toverformule bedoeld werd. Dus knikte u wijsgerig en deed er verder het zwijgen toe, of misschien heeft u zelfs dapper wat meegekletst. Wel, wees gerust: dikke kans dat uw medevergaderaars het ook niet wisten, maar dat net zo min durfden laten blijken. En die schroom heeft consequenties.

Ten eerste worden zo beslissingen genomen, ingrijpende beslissingen soms, zonder dat het gros van de beslissers als puntje bij paaltje komt nog enig idee heeft waar het over gaat – ik durf te vermoeden dat veel grote infrastructurele drama’s (Fyra, HSL, Noord-Zuidlijn), maar ook de uitzinnige bouwprojecten die het middelbaar onderwijs op de rand van de ondergang gebracht hebben (Amarantis, ROC-Leiden) en het voortemmerende geklungel bij de Nationale Politie onder meer op die manier tot stand gekomen zijn, om maar te zwijgen van talloze grote en kleine ICT-drama’s.

Snelweg naar rampspoed

Ten tweede ontstaan zo volop kansen voor de brutalen die over een flinke mond vol buzzwords beschikken om steeds hun zin door te drukken – ook een prima snelweg naar rampspoed. Gebakken lucht blazen is bijvoorbeeld een belangrijk element van wat tegenwoordig een angstcultuur heet.

Zit u ook in zo’n omgeving, organiseer dan eens een bullshitbingo. Vraag in vertrouwen aan een of meer collega’s in een vergadering om op een papiertje alle termen en begrippen te noteren waar ze niet honderd procent zeker van zijn, en leg die achteraf ter bespreking naast elkaar. U zult zien dat niemand ooit de enige is. Dat lucht niet alleen iedereen op, het maakt het ook gemakkelijker om volgende keer bij bullshit wél om nadere uitleg en toelichting te vragen. Dat breekt de macht van de brutalen, en helpt verkeerde beslissingen voorkomen.